Zodra de zon doorkomt lopen de terrassen vol en zie je het ene glas rosé na het andere voorbijkomen. Sommige zijn heel licht zalmroze van kleur, sommige frambozenrood. Sommige zijn zoet, andere weer droog. Waar komen die verschillen eigenlijk vandaan?
Rosé, de schillen geven hem zijn kleur
Er zijn verschillende methodes om rosé te maken. Het vruchtvlees van bijna alle wijndruiven is wit. De kleurstoffen die nodig zijn voor een wijn zitten in de schillen. Bij de bereiding van rode wijn laat de wijnmaker de schillen van de druiven meegisten om zoveel mogelijk kleur, tannines en aroma’s in de wijn te krijgen. Bij witte wijn worden de druiven direct geperst zodat de schil geen kleur aan het sap mee kan geven. De meest gebruikte methode om rosé te maken is om de (blauwe) druiven na de pluk licht te kneuzen en korte tijd (slechts één tot enkele uren) in contact te laten met het sap uit de druiven. Als de wijnmaker vindt dat het sap genoeg kleur heeft worden door persing de schillen en het sap gescheiden. Daarna vindt de fermentatie (vergisting) plaats net als bij witte wijn.
Rosé, de saignée-methode
Ook kan de wijnmaker ervoor kiezen het eerste sap, dat is verkregen door de korte inweking met de schillen, verder als rosé te verwerken en het overgebleven sap met schillen als rode wijn. Deze methode om rosé te maken wordt ‘saignée’ genoemd, wat Frans is voor ‘laten bloeden’. Deze rosé is vaak licht van kleur. Een bijkomstigheid is dat het sap dat overgebleven is en verder gist met de schillen extra geconcentreerd is en er dus vaak een stevige rode wijn van kan worden gemaakt die lang bewaard kan worden.
Rosé champagne
Ook wordt er soms rode wijn vermengd met witte wijn, wat echter in veel landen waar een wijnwetgeving geldt verboden is. In Frankrijk is er één wijn waarbij dat mengen is toegestaan: in Champagne mag een kleine hoeveelheid rode wijn toegevoegd worden om een rosé champagne te maken.
Rosé, de kleur zegt niet alles
Je zou nu zeggen dat een rosé die heel licht van kleur is ook minder smaak heeft. Maar dat is niet altijd het geval. In de schil zitten naast kleurstoffen namelijk ook veel smaakstoffen en tannines. En die zijn bij elke druif weer anders. Het is dan ook belangrijk welke druif voor de rosé wordt gebruikt. Bovendien zijn er in verschillende streken ook tradities en verwachtingen die wijnmakers willen waarmaken. Zo is een Provencaalse rosé vaak heel bleek van kleur en een Spaanse zuurstokroze. Hoewel de laatste jaren ook andere landen proberen hun rosé de populaire ‘Provence-kleur‘ te geven.
Welke rosé drink je waarbij?
Voor elk moment van de dag en voor bij elk gerecht is wel een andere rosé te kiezen. Op een zoning terrasje of een zomerse salade kies ik graag voor een lichte frisse Franse rosé uit de Provence of Languedoc. Maar bij een steak van de barbecue geef ik de voorkeur aan een stevige Zuid-Amerikaan en bij een Italiaans pastagerecht een Bardolino Chiaretto uit Veneto. En een lichtzoete Californische ‘Blush’ van de zinfandel-druif smaakt niet onaardig bij een nagerecht met zomerfruit. Kortom: de keuze is reuze en dat maakt het niet altijd even gemakkelijk. Maar wel leuk!
LINKS:
Nog meer over rosé lees je in dit boek van Elizabeth Gabay
🍇🍷🍴Geen enkel culinair nieuwtje missen? Schrijf je dan hier in ✏ voor onze wekelijkse nieuwsbrief!
Geef een reactie